Mosselen zijn voor mij pure nostalgie. Toen ik klein was, stonden ze bij ons thuis altijd op tafel zodra het mosselseizoen begon. Mijn vader had zo zijn eigen methode: simpel, maar perfect. En die geur – die herken je uit duizenden.
Was de mosselen goed onder koud water en verwijder kapotte exemplaren. Mijn vader had hier altijd een trucje voor: als een mossel openstaat, tik er dan even tegen. Gaat-ie dicht? Dan is hij nog goed.
Neem een grote pan en smelt daar een klontje boter in. Fruit de ui, knoflook en bleekselderij een paar minuten tot ze lekker zacht zijn. Giet de witte wijn erbij en breng het geheel aan de kook.
Gooi de mosselen in de pan, doe de deksel erop en laat ze ongeveer vijf minuten koken. Af en toe schudden, zodat ze gelijkmatig garen. Ze zijn klaar zodra alle schelpen openstaan.
Het mooie aan klassieke mosselen? Ze hebben niet veel nodig. De wijn, ui en kruiden doen hun werk en zorgen voor een pure, frisse smaak. Geen poespas, gewoon genieten.
En nu, het belangrijkste: eet ze meteen! Mosselen zijn het lekkerst als ze net uit de pan komen. Heb jij een speciale manier om mosselen te bereiden? Laat het me weten!